Page 44 - DO47
P. 44

Nog voor de oorlog verhuist de familie naar
                                               Ter Haar Romenystraat 16, het woonhuis wat
                                               in 1963 door kapper Peters wordt betrokken.
                                               Echter, moeder Berkhout is niet makkelijk. Ze
                                               ergert zich aan de kinderen die ballen tegen de
                                               schoolmuur van de Antoniusschool gooien of
                                               schoppen. Ze verzoekt om een andere woning
                                               en verhuizen naar Mgr. Broerestraat 18. Het
                                               werk bij de gemeente bestaat voor vader Piet
                                               uit allerhande klusjes. “Geen zwaar werk hoor,
                                               alleen maar straat vegen, rommel opruimen
                                               en zo. Heel primitief.” Een gemotoriseerde
                                               vuilniswagen kent men nog niet.
                                               Jan beleeft een gelukkige jeugd waarbij
               Leidsch Dagblad  5 maart 1932.  eenvoud voorop staat. Men heeft niet veel
                                              nodig en er is genoeg te eten. Na schooltijd
               hoeven de jongens niet te werken. Ze knikkeren, voetballen en zijn altijd buiten. De
               meisjes helpen hun moeder in het huishouden. Berkhout helpt zijn vrouw met de
               kokende wasketel. Ze gooien het warme water in een houten badkuip en moeder
               doet daarin de was. Ze is er een halve dag mee bezig. De ketel wordt uitgeboend
               en ‘s avonds wordt er de warme maaltijd in gekookt. Op het erf houden ze kippen
               en konijnen voor de consumptie, zoals ook de rest van de buurt dat doet. Sommige
               bewoners hebben zelfs een varken, maar zover gaat de familie Berkhout niet.
               In Voorhout is een groot verschil tussen rijk en arm. Het grootste deel van het
               dorp bestaat uit landarbeiders met grote gezinnen. “Je moest werken en de bazen
               maakten de dienst uit. Je was blij dat je een baas had. Je moest jezelf bezig houden,
               want anders moest je weg,” aldus Jan. De “toppers” van het dorp, de rijkaards, zijn
               de bollentelers, de Vesters, de Prinsen, van Reisen en Damen. Veel land in Voorhout
               is in bezit van Sassenheimers en bollentelers uit Lisse. Voorhout telt, volgens Jan
               Berkhout, maar weinig echt rijke families.

                      Spougezat
               Jan gaat naar de R.K. Jongensschool aan de Herenstraat. Meester Allard is de
               bovenmeester; hij doet klas 7. Maar Jan blijkt niet zo’n ster in leren en haalt klas
               7 niet. Hij redt het tot en met meester Prins. Alleen zijn oudste broer Niek mag
               doorstuderen en wordt deurwaarder. De anderen gaan na de lagere school aan het
               werk. Jan gaat, net als zijn vader, op het land bij Van Reisen werken. Later werkt hij
               bij een “kleinere baas”, Jan van den Berg, ook op de Jacoba van Beierenweg. “Maar
               die mensen benne allemaal dood. Dat land is nu allemaal bebouwd. Je kent het niet
               44





                                                                                 11-04-13   15:55
         DO2013nr47P4249JanBerkhout.indd   44                                    11-04-13   15:55
         DO2013nr47P4249JanBerkhout.indd   44
   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49