Page 5 - Dwars Op 7
P. 5
DOWaterTrekvaart.qxd 21-08-00 23:53 Pagina 2
Monumentale Trekvaart sprake van herbergier Jan Huyberts Bredeloffsberch. De weduwe van deze Noord-
wijker betaalde in 1675 zes gulden belasting. Jan, overleden rond 1675, was hoogst
waarschijnlijk de eerste herbergier van De Bonte Koe.
Het eerste plan voor het graven van een trekvaart tussen Haarlem en Leiden
dateert al van 1639. In 1650 herhaalden 60 Leidse zakenlieden het verzoek voor Bezwaarschriften
een kortere vaarroute dan de bestaande. Zover kwam het toen niet. Verkeer over Niet iedereen was even gelukkig met de plannen. Sommige Voorhouters zagen hun
water bleef de gevreesde oude route via de Haarlemmermeer volgen. Hierlangs stukje land dwars doorsneden. Dirck Dirx van Elsgeest (afgepaald stuk nummer 98)
lagen tollen en vele sluizen. Het alternatief bleef de ongemakkelijke landweg. was eigenaar van ongeveer 8½ hond weiland ten noordwesten van de Voorhouterweg,
nabij de Nagelbrug. De vaart sneed zijn land in twee delen. Hij verwachtte minstens
Eindelijk traden in 1655 Haarlem en Leiden, op initiatief van Haarlem, in overleg. Dit ƒ500 schadevergoeding. Jan Pietersz Vogelezangh verloor 96 roeden en er restte
naar aanleiding van onderhandelingen tussen Amsterdam en Gouda voor een trek- slechts een hoekje van 10 roeden. Schout en ambachtbewaarders maakten bezwaar
vaart. Na vergaderingen met de Gecommitteerden viel het definitieve besluit. Volgens tegen het verdwijnen van de Knipbrug. Nu moesten zij helemaal omlopen. Zij von-
tekeningen van de landmeters Van der Walle (Haarlem) en Gerstecoren (Leiden) van den dat ongepast. “Ende dat ooc onder reverentie niemant lant tot waeter maecken,
augustus 1655 zal de vaart gegraven worden. Leiden begon bij de Marepoort via ofte een brugge wech nemen can, tenzij dat den geene die daar aan gelegen is weder
Oegstgeest naar Voorhout en dan met een haakse bocht bij de Noordwijkerhoekbrug een bequame brugge om daer over te comen werden vergunt.” Het mocht niet baten.
rechtsaf naar Haarlem. Voor een groot deel zou men van de bestaande waterweg De Knipbrug verdween uit het Voorhoutse beeld. Andere aanwonenden misten hun
gebruik maken. Het Swet, vanaf Piet Gijs, maakte deel uit van de trekvaart. Zo ook uitwatering, waarvoor overigens wel alternatieven werden bedacht.
het eerste deel van de Dinsdagse Wetering tot de Knipbrug. Hier volgde de trekvaart
een kleine bocht richting Leiden.
Beide steden zouden tot Halfweg in Lisse de kosten voor hun rekening nemen. Het De trekschuit met links op het paard een zogenaamde schuitenjager.
onderhoud van de vaart, paden en bruggen werd door beide steden voor de helft
gedragen. Op 6 april ontvingen Haarlem en Leiden van de Staten van Holland octrooi
tot het graven van de zo gewenste vaart. En vanaf 3 mei kon het afpalen van het tra-
ject beginnen. De aangelanden konden op 12 juni op hun gronden verschijnen om
daar hun grieven tegen de onteigening kenbaar te maken.
Knappe inspanning
Op 27 februari 1657 vond de aanbesteding van het graven ‘in parken’ (=in delen)
plaats. Er is op een wonderbaarlijk snelle wijze gewerkt. Alles werd met de hand
gegraven en al op 1 november vond de feestelijke opening van de vaart plaats. Alleen
omdat alles in delen was gegraven en met zeer veel arbeiders verricht is, was het
mogelijk deze inspanning in zo’n korte tijd te realiseren.
Ontspanning
De nieuwe vaart had natuurlijk zijn aantrekkingskracht. Zo verzocht dorpsgenoot DWARS
Ary Jacobsz Slingerland de beide stadsbesturen om zijn invalide zoon aan te nemen
om de lijn van de trekschuit bij een brug over te nemen. Na enige jaren ontstond bij
1
de brug in Voorhout, evenals bij de Noordwijkerhoekbrug, behoefte aan ontspan- OP
DWARS OP
4 ningsmogelijkheden. In het familiegeld van 1674 over Rijnland is er in Voorhout 5
Monumentale Trekvaart sprake van herbergier Jan Huyberts Bredeloffsberch. De weduwe van deze Noord-
wijker betaalde in 1675 zes gulden belasting. Jan, overleden rond 1675, was hoogst
waarschijnlijk de eerste herbergier van De Bonte Koe.
Het eerste plan voor het graven van een trekvaart tussen Haarlem en Leiden
dateert al van 1639. In 1650 herhaalden 60 Leidse zakenlieden het verzoek voor Bezwaarschriften
een kortere vaarroute dan de bestaande. Zover kwam het toen niet. Verkeer over Niet iedereen was even gelukkig met de plannen. Sommige Voorhouters zagen hun
water bleef de gevreesde oude route via de Haarlemmermeer volgen. Hierlangs stukje land dwars doorsneden. Dirck Dirx van Elsgeest (afgepaald stuk nummer 98)
lagen tollen en vele sluizen. Het alternatief bleef de ongemakkelijke landweg. was eigenaar van ongeveer 8½ hond weiland ten noordwesten van de Voorhouterweg,
nabij de Nagelbrug. De vaart sneed zijn land in twee delen. Hij verwachtte minstens
Eindelijk traden in 1655 Haarlem en Leiden, op initiatief van Haarlem, in overleg. Dit ƒ500 schadevergoeding. Jan Pietersz Vogelezangh verloor 96 roeden en er restte
naar aanleiding van onderhandelingen tussen Amsterdam en Gouda voor een trek- slechts een hoekje van 10 roeden. Schout en ambachtbewaarders maakten bezwaar
vaart. Na vergaderingen met de Gecommitteerden viel het definitieve besluit. Volgens tegen het verdwijnen van de Knipbrug. Nu moesten zij helemaal omlopen. Zij von-
tekeningen van de landmeters Van der Walle (Haarlem) en Gerstecoren (Leiden) van den dat ongepast. “Ende dat ooc onder reverentie niemant lant tot waeter maecken,
augustus 1655 zal de vaart gegraven worden. Leiden begon bij de Marepoort via ofte een brugge wech nemen can, tenzij dat den geene die daar aan gelegen is weder
Oegstgeest naar Voorhout en dan met een haakse bocht bij de Noordwijkerhoekbrug een bequame brugge om daer over te comen werden vergunt.” Het mocht niet baten.
rechtsaf naar Haarlem. Voor een groot deel zou men van de bestaande waterweg De Knipbrug verdween uit het Voorhoutse beeld. Andere aanwonenden misten hun
gebruik maken. Het Swet, vanaf Piet Gijs, maakte deel uit van de trekvaart. Zo ook uitwatering, waarvoor overigens wel alternatieven werden bedacht.
het eerste deel van de Dinsdagse Wetering tot de Knipbrug. Hier volgde de trekvaart
een kleine bocht richting Leiden.
Beide steden zouden tot Halfweg in Lisse de kosten voor hun rekening nemen. Het De trekschuit met links op het paard een zogenaamde schuitenjager.
onderhoud van de vaart, paden en bruggen werd door beide steden voor de helft
gedragen. Op 6 april ontvingen Haarlem en Leiden van de Staten van Holland octrooi
tot het graven van de zo gewenste vaart. En vanaf 3 mei kon het afpalen van het tra-
ject beginnen. De aangelanden konden op 12 juni op hun gronden verschijnen om
daar hun grieven tegen de onteigening kenbaar te maken.
Knappe inspanning
Op 27 februari 1657 vond de aanbesteding van het graven ‘in parken’ (=in delen)
plaats. Er is op een wonderbaarlijk snelle wijze gewerkt. Alles werd met de hand
gegraven en al op 1 november vond de feestelijke opening van de vaart plaats. Alleen
omdat alles in delen was gegraven en met zeer veel arbeiders verricht is, was het
mogelijk deze inspanning in zo’n korte tijd te realiseren.
Ontspanning
De nieuwe vaart had natuurlijk zijn aantrekkingskracht. Zo verzocht dorpsgenoot DWARS
Ary Jacobsz Slingerland de beide stadsbesturen om zijn invalide zoon aan te nemen
om de lijn van de trekschuit bij een brug over te nemen. Na enige jaren ontstond bij
1
de brug in Voorhout, evenals bij de Noordwijkerhoekbrug, behoefte aan ontspan- OP
DWARS OP
4 ningsmogelijkheden. In het familiegeld van 1674 over Rijnland is er in Voorhout 5

